USE CASE

Zorgmedewerkers zijn niet getraind om met alle winden mee te waaien. Daarnaast ondersteunt de manier waarop de gezondheidszorg in Nederland is georganiseerd digitale innovatie niet echt. En slechte ervaringen met technologieleveranciers bevorderen het vertrouwen in ICT-oplossingen evenmin.

Dat is in een notendop de verklaring van Monique Gorissen voor het gegeven dat digitale innovatie in de zorg minder snel verloopt dan daarbuiten. Zij is kinderarts-allergoloog en medisch leider chronische zorg en ketenzorg bij het Deventer Ziekenhuis. “Medewerkers in de gezondheidszorg zijn gewend om nieuwe dingen eerst meermaals te toetsen en vervolgens nog drie keer met collega’s te bediscussiëren voordat ze meegaan in veranderingen. Dat is soms lastig, maar tevens een intrinsiek kenmerk dat ook weer de kracht van de zorg is.”

Oriënteren en kennis opdoen

De medische staf in ziekenhuizen en zorginstellingen is geschoold om vernieuwingen pas toe te passen als er goed bewijs is voor de werkzaamheid van die oplossingen. Daarom is het vaak een uitdaging om een ziekenhuis in beweging te brengen. “Artsen zijn gewend om zich overal op te oriënteren en kennis op te doen. Voordat we die kennis toepassen, moeten we er ook echt van overtuigd zijn dat we de juiste weg bewandelen met de patiënt. Dat principe van zorgvuldigheid en niet zomaar experimenteren, passen we in brede zin toe. Patiënten verwachten ook dat een behandeling die ze krijgen wetenschappelijk onderbouwd is. Het mag geen experiment zijn”, aldus Gorissen.

Lappendeken aan instanties

Daarnaast is de zorg hier volgens Gorissen anders georganiseerd dan in bijvoorbeeld Duitsland. “Daar zijn gezondheidsregio’s helderder afgebakend. De benodigde partners in die regio’s kennen elkaar en zijn met elkaar verantwoordelijk voor zorg. Ook dan kan samenwerken een uitdaging zijn, natuurlijk. Maar in Nederland hebben wij geen duidelijk afgebakende gezondheidszorgregio’s. Wil je hier iets doen aan bijvoorbeeld gegevensuitwisseling binnen een regio? Dan moet je samenwerken met een lappendeken aan instanties. Dat maakt het ingewikkeld.” 

Daarnaast hebben we marktwerking in de zorg, waardoor het voor ziekenhuizen lastig is om samen op te trekken in grotere vernieuwingen richting meer en betere digitale zorg. “Dat kan dan bijvoorbeeld leiden tot een probleem met de mededingingsautoriteit. Je blijkt in de praktijk van alledag toch concurrenten van elkaar, terwijl je juist wil samenwerken aan digitale zorg in het belang van de patiënt”, verduidelijkt Gorissen.

Overgeleverd aan epd-firma’s

Een derde belemmerende factor voor digitale innovatie? Volgens Gorissen zijn ziekenhuizen die de transitie willen maken naar digitale zorg vaak afhankelijk van derde partijen. Denk bijvoorbeeld aan epd-leveranciers. “De flexibiliteit en mogelijkheden van een epd passen niet goed genoeg bij de innovatieve uitdagingen die er zijn. Tegelijkertijd is een epd, met in mijn ogen bijzondere marges en de neiging tot ‘monopolisme’, heel kostbaar. Het gaat toch om zorggeld, wat in de zorg zou moeten blijven en eigenlijk niet commercieel uitgebuit zou moeten worden. Een epd zou veel meer kunnen bijdragen aan en anticiperen op de nieuwe digitale mogelijkheden en vereisten, zoals bijvoorbeeld transmurale gegevensdeling.”

Dit gevoel van frustratie leeft bij veel artsen en verpleegkundigen. “Er wordt, terecht, veel geklaagd over de administratieve lasten in de zorg. Met als gevolg dat we niet meer zo gretig zijn om andere digitale vernieuwingen uit te proberen. Dat vertraagt bij ons momenteel echt nieuwe ontwikkelingen die bijdragen aan betere digitale zorg.”

Prehistorisch dvd’tje branden

Voor het plukken van ‘laaghangend fruit’ op het gebied van digitale zorg zijn de zorgmedewerkers zeker wel te porren, stelt Gorissen. “Bij overplaatsing van een patiënt moesten we tot voor kort bijvoorbeeld nog een dvd’tje branden met beelden en dit aan de patiënt meegeven. Of we stuurden een koerier met die dvd naar het andere ziekenhuis. Dat lijkt prehistorisch, maar het doorsturen van medische gegevens is nu eenmaal met veel veiligheidseisen omkleed. Inmiddels is er een netwerk waarmee we beelden met andere ziekenhuizen kunnen uitwisselen. Dat scheelt enorm. Een ander voorbeeld is dat circa veertig ziekenhuizen nu een omgeving hebben waarin de patiënt zijn eigen afspraken kan beheren, vragen kan stellen en kan videobellen. Corona heeft dit proces aanzienlijk versneld en de medewerkers waren meteen te enthousiasmeren voor deze vorm van digitale zorgverlening.”

Omslachtig en ingewikkeld

Voor de middellange termijn heeft Gorissen de hoop gevestigd op de realisatie van een persoonlijke gezondheidsomgeving (pgo) voor de patiënt. “Dan heeft hij of zij alle medische gegevens bij de hand op de telefoon en kan de patiënt mij daar inzage in geven. Als ik nu de vraag stel wat de fysiotherapeut van een diagnose of probleem vindt, is dat niet precies bekend. Ik moet de patiënt eerst om toestemming en een handtekening vragen om vervolgens die informatie bij de fysio op te vragen. Die moet ik dan weer bellen om de gegevens gefaxt te krijgen. Een pgo maakt dat gemakkelijker en draagt bij aan een efficiëntere digitale zorg. De gegevens moeten in principe bij de patiënt zijn. Die heeft dan de regie, waardoor de communicatie en digitale samenwerking in de keten en het netwerk al veel eenvoudiger worden.”